De NIO 2 (Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau) is de nieuwste versie van de NIO toets en wordt afgenomen voor het bepalen van het juiste niveau van voortgezet onderwijs. De NIO-toets heeft als doel om te kijken wat een leerling zou kunnen in plaats van wat het kind op dit moment laat zien. Daar waar de Cito-toets vooral kennis toetst (wat weet een kind), geeft de NIO-toets inzicht in de wijze waarop een kind omgaat met nieuwe leerstof (wat kan een kind). Deze toets kun je niet oefenen. Aan de hand van de uitslag van de NIO-toets geef ik een onafhankelijk maar concreet schooladvies.
De toets duurt in het totaal 2 uur en bestaat uit 6 onderdelen
Verbaal inzicht: synoniemen, analogieën en categorieën.
Rekenkundig inzicht: getallen, rekenen en uitslagen.
Een leerling moet de toetsen binnen een bepaalde tijd maken. De tijd die een leerling heeft kan liggen tussen de 5 tot 15 minuten per onderdeel. De meeste gedeeltes bestaan uit 20 tot 30 meerkeuzevragen
Voor wie
De NIO toets wordt afgenomen bij leerlingen in groep 7 en 8 van de basisschool en klas 1, 2 en 3 van het voortgezet onderwijs.
Wanneer neem je de NIO af?
In groep 7: april t/m juni
in groep 8: augustus t/m januari
Leerlingen met dyslexie
Leerlingen met een geldige dyslexieverklaring kunnen indien zij dat wensen gebruik maken van grote boekjes en formulieren. Uit onderzoek uit 2008 blijkt dat dyslectische leerlingen de NIO gemiddeld niet slechter maken dan vergelijkbare niet-dyslectische leerlingen. Dyslectische leerlingen scoren iets lager op het onderdeel Synoniemen, dat woordkennis meet, maar dit wordt gecompenseerd door iets hogere scores op het ruimtelijke onderdeel ‘Uitslagen’. Dyslectische leerlingen krijgen daarom geen extra tijd om de NIO te maken. Zij kunnen de NIO wel maken met het speciale NIO-Dyslexiepakket: een aangepaste, vergrote versie van het opgavenboekje en het antwoordformulier. Ook slechtzienden kunnen deze formulieren gebruiken. Wilt u dit laten weten bij het contactformulier?
Leerlingen met dyscalculie
Uit onderzoek blijkt dat leerlingen met (ernstige) rekenstoornissen lager scoren op de twee rekenonderdelen van de NIO. Leerlingen met een specifieke rekenstoornis scoren ongeveer 7 punten lager op de NIO-totaalscore. Dit komt globaal overeen met één schoolniveau.